HOOFDSTUK 11.  AANSLAG BIJ TENNISCLUB KLAP

Het was over. Uit. Afgelopen. Noem het mislukt. Eén muis had de dood in de pot gevonden - Smilbjörn had na het lezen van de krant nog even in zijn Frans schoolwoordenboek gekeken en ontdekt dat sourire en souris weinig met elkaar te maken hebben – en dat sterfgeval kon hem persoonlijk moeilijk worden aangerekend, maar er was ook een poes ontploft en daar had hij waarschijnlijk de daders toch minimaal op gedachten gebracht. Hij ging geen verhaal halen toen hij die ochtend op pad ging naar de andere kant van Halfweg. Hij wist niet of hij zijn hart ging luchten. Maar hij wilde de bouwbig spreken. Het was uit en anders moest het dat maar zijn. Met de recente golf van bombrieven in gedachten had hij gelijk als hij vreesde voor nieuwe incidenten. En dan zou niemend het weten, maar dan was dat wel de schuld van zijn verdraaide dubbeltje. Het was genoeg geweest. Het was over. Het moest uit zijn.

Hij was net het bos uit en nog lang niet in de buurt van de BBBB BV-burelen toen hij Berrie naast het postkantoortje de stoep op zag komen bij de  vervallen TC Klap-tennisvelden.
De big, dit keer gekleed in een knalgeel trainingspak,  draaide zich nog even om bij het roestige poortje, stak zijn hand met de ontbrekende vingers op en riep iets joviaals dat Smilbjörn van die afstand, zeker 200 meter, niet kon verstaan. Als in antwoord kwam er een tennisbal naar buiten gestuiterd die de bouwbig handig opving en met een ferme worp teruggooide in de richting van de speelvelden. En op dat moment kwam het dier tevoorschijn uit het straatje aan de andere kant van het postkantoor. Smilbjörn kon niet zien wat voor beest het was, maar hij versnelde, vooralsnog instinctief, zijn pas. Berrie kwam nu zijn richting ingelopen en leek hem te zien, want hij hield even in en er verscheen een grijns van herkenning op zijn snuit.

Achter je, dachtSmilbjörn.

Het onbekende beest, een lang, mager individu in een zwart jack met opgestoken kraag, greep in zijn binnenzak en haalde een blinkend, zo te zien zwaar kaliber pistool tevoorschijn dat hij op de rug van de nietsvermoedende bouwbaron richtte - een breed, kolossaal, lichtgevend kanariegeel, niet te missen doelwit. Smilbjörn had kunnen roepen, schreeuwen, zwaaien, maar hij besefte dat het allemaal te laat zou zijn. Tegen de tijd dat Big Berrie had teruggezwaaid, zou hij er niet meer toe in staat zijn geweest. Smilbjörn trok zijn katapult. En toen pas viel het hem in dat hij geen munitie had. Hij keek om zich heen, hij zocht op de grond, hij tastte in zijn zakken en vond iets ronds, iets glads, iets hards. Hij spande het elastiek en vuurde vanuit de heup, zonder noemenswaardig mikken. Op puur geluk.

Het dubbeltje spatte tegen de hand van de sluipschutter.uiteen in een regen van vonken. Het pistool beschreef een dubbele salto achterwaarts in de lucht, belandde met een doffe klap op de grond en ging alsnog met een scherpe knal af. Terwijl Big Berrie zich eindelijk omdraaide en nutteloos een slag in de rondte schrok, voelde Smilbjörn een bliksemflits langs zijn hoofd scheren. Hij ging gestrekt tegen de grond. Vaag meende hij nog een beeld door te krijgen van inspecteur Snorrelaar die met bolle wangen, maar zonder enig geluid, op een politiefluit blies. Toen ging ook het licht uit.

 

(wordt vervolgd...)

                               TERUG               INHOUD            VERDER