HOOFDSTUK 9.  KAARTENHUIS HARTENJACHT

Het was een klein huisje met een hoog Efteling-gehalte. Oude waterpomp aan de muur, stuk of tien bloembakken met begonia’s en pantoffelpantjes. Het pad door de voortuin was afgezet met ingegraven karrenwielen. Nog net geen tuinkabouters. Smilbjörn trok aan de ketting die naast de deur hing en hoorde binnen in het huisje een koperen bel kleppen. De deur ging vrijwel onmiddellijk open en Smilbjörn stond oog in oog met Madame Eclaire Pousse-Café au Lait-Olez, Lectrice des Cartes et Clairevoyante de Calibère Extraordinaire, zoals de plaquette aan het muurtje bij het tuinhek aankondigde, een tekst die Smilbjörn al kende van haar dagelijkse advertenties in de Halfweger Heraut. Maar dit was de eerste keer dat hij madame zelf te zien kreeg.

“Neem, ziedaar,” zei de enigszins loensende helderziende. "Het is het jong heer van Smille de Beer. Ohlala, si gros, si fort… Wat zal men zien? Het is de kans voor het amour, het is bonheur van het fortuin? Venez alors, het beau de beer. Ach, si charmant, si cavalier. Ik zal u lees het poot van leef de lijn? Of lour in het balle de crystalle? Velkomme in Huis des Cartes het Chasse de Coeur. Entrez, venez. Men gaat zien, men gaat zien.”

Mme Eclaire was niet de jongste meer, maar zag er nog altijd zeer energiek en goed verzorgd uit. Aantrekkelijk zelfs, op een haast kinderlijke manier. Als je op poezen valt dan, voegde Smilbjörn er in gedachten haastig aan toe. Inmiddels had madame, die hem voor was gegaan naar een kleine en vrij overvolle woonkamer, plaatsgenomen aan een rond tafeltje met een tot op de grond afhangend gebloemd kleed waarop een grote glazen bol stond in een stevige houten standaard. “Zet u neer, zet u neer,” zei ze, beide handen met bezwerende gebaren over het glas bewegend.
“Crystalle, crystalle,” prevelde ze, “zie verre, zie alle…”

In het het glas verschenen nu kringeltjes zwarte rook, traag bewegende slierten, wervelend aangroeiend tot een dichte wolk die langzaam de hele bol vulde. Beetje water, beetje inkt, druppie olie, meende Smilbjörn, die wel eens iets over druktechniek had gelezen, Paar voetpedaaltjes onder het tafeltje, dat niet voor niks met een kleedje tot op de vloer bedekt zal zijn. Het was, tot nu toe, niet anders dan hij had verwacht. Madame Eclaire, intussen, tuurde met volle overgave in het glas – dat nu weer helder begon te worden. “Chrystalle, chrystalle,” mompelde ze, haar ogen afwisselend sluitend en op het plafond richtend, dan weer op de kristallen bol. "Ah, ziedaar, ik ervaar een imaag. Er is in uw famiel een Bé, een Dé, een Effe?” Ja hoor, dacht Smilbjörn, die op die manier nog wel een paar koffiedikletters lustte. Maar de zieneres had nu haar ogen stijf gesloten en dat was het moment waar de beer op had gewacht. Hij haalde het dubbeltje uit zijn zak en schoof het snel, met vlakke hand, geruisloos bovenop de glazen bol. Zo, bromde hij zachtjes, in gedachten grinnikend. En kijk nu nog maar eens.

Madame opende haar ogen. Ze keek.En keek. En keek opnieuw. “Maar… Ohlala, het is een zeker iets ik weet niet wat het is dat is…` Ze zag kennelijk iets dat ze niet had verwacht. Sterker nog, dacht Smilbjörn, ze ziet iets. En dat had ze niet verwacht.

“Maar zie... het is… het is,voor waar, per blauw, het is het pulle de catte…”


“Pardon?” zei Smilbj:orn. Want dat had hij ook niet verwacht.
“Ik zweer aan u. Wat kan ik doen? Het stoque met treque van elastique. Hoe moet men zeg?”
Katapult, zuchtte Smilbjörn. En stak het dubbeltje in zijn zak. Okee, dat werkt dus blijkbaar niet.

Maar madame zag nog meer. “Ohwee, het is aan mij het groot gevaar! Ik moet pas op in het cuisine! Wat kan het zijn, wat wil het zeg? Een aangebraad van het ragout de souris aan mij? Ik oublieer van zet het wecque de coque zonette?" Smilbjörn was al aan het opstaan. Kattepult… Kattestroof zul je bedoelen. En wat nu weer? Stoofpotje met een Glimlach? Zijn Frans was nooit erg goed geweest.

Blijkbaar kwam er nog een laatste beeld door. Madame keek, sloeg haar handen voor de mond, sprong op en liep met kittige pasjes in de richting van een vrij enorm, enigszins gedateerd telefoontoestel.
“Excuseer aan mij,`het is geval van node, het kaas urgent! Laat uzelf uit, geen bezwijn van betaal, het is geen kost aan u. Excuseer, excuseer.” Weg was ze. Terwijl Smilbjörn hoofdschuddend naar de voordeur liep, hoorde hij madame met opgewonden stem in de telefoon praten. “Allo, allo? Het is goed u, monsieur BéBé?”

Smilbjörn opende de deur en stapte naar buiten. Vanuit het kaartenhuisje hoorde hij nog steeds de stem van mevrouw Pousse-Café die nu een serie cijfers, bedragen, optel- en aftreksommen leek door te geven.

"Neem, ecouteer, ik geef u de figuurs. Geef acht, maar nee, niet acht, attendeer alors! Het nummer één: dizwiet, alvoor le decimale. Ik repeteer..."

Smilbjörn had geen idee waar het over ging, maar het leek er ook weinig toe te doen. Madame gaf de meterstanden door? Belde met haar nelastingadviseur? Hij trok de deur achter zich dicht en terwijl hij het tuinpad afliep, langs de karrenwielen en de begoniabakken, meende hij heel even, vanuit zijn ooghoek, ywee kleine gestalten te ontwaren die weer net zo snel verdwenen als ze in het buitengebied van zijn gezichtsveld waren opgedoken. Hij wist niet zeker of hij ze wel had gezien.

"Kijk, daar hebbie Bolleke de Beer nog een keer," meende hij te horen. En een tweede stem zong zachtjes "Daar is die weer, daar is die weer…" Daarna, stilte. Geen derde stem. Maar het was ook mogelijk dat hij het zich maar had ingebeeld.

Hij sloot het tuinhek en begaf zich op weg naar huis. Katapult. Ja hoor. Hij had, nog steeds,  geen idee. Maar dat zou nu snel genoeg komen.

(wordt vervolgd...)

                               TERUG               INHOUD            VERDER