HOOFDSTUK 3.  RAMMELENDE PAKJES

Smilbjörn liep over het tuinpad naar de voordeur van het huis. Slot Smilsteen. Hij stond, nadenkend over vage vragen, in de enorme, altijd verrassend koele hal van het hoofdgebouw. Met de meer dan manshoge spiegels tegenover de vestibule en aan het plafond de enorme kroonluchter waar sommige dieren voor zouden moeten bukken, niet Smilbjörn zelf, want die was (verticaal) niet erg groot, 1 meter 45 als het meezat, bij groeizaam weer, maar andere dieren dan weer wel. Pziewalski bijvoorbeeld. Die zou zijn kop stoten. Pardon, hoofd.

Smilbjörn legde het pakje op de toog in de keuken, adres naar beneden, afzender naar boven. Zijn oudere broer, Grinsbjörn. Een stempel van vier regels. Naam, adres, land. E-mailadres. Tien jaar. Als het er geen twaalf waren geweest. “Met mij alles goed. Ik groei tabak.” Het was het laatste geweest dat Smilbjörn van zijn broer had gehoord, paar jaar na diens emigratie naar Canada. Briefkaart met foto van onafzienbare oogstvelden, eindeloos landschap, zo plat als een dubbeltje, kaarsrechte horizon onder een gigantische, wijd open lucht.

Grinsbjörn... Zijn grote broer. Het klein beerke dat met drie koeien en een knapzak met vier boterhammen pindakaas op een boot was gestapt en aan de overkant van een oceaan beer was geworden. Smilbjörn had vaak aan hem gedacht. Flinke portie gemengde afgunst, grote dosis puur onbegrip. Ergens, aan de overkant, is hij van die boot gestapt. Met drie stuks vee. Boterhamen zullen op zijn geweest. En dan? Wat dan? Wat doe je dan? Smilbjörn liet zijn werkbroek op de vloer vallen en stapte de douche in die hij op de begane grond van het landgoed, achter de bar, had laten aanleggen. Hij draaide beide kranen vol open. Grinsbjörn. Die het, al was het dan maar een paar jaar lang, zonder enige hulp had moeten stellen. Die het, wat het ook was dat hij in die tijd gedaan had, in elk geval zelf had gedaan. Smilbjörn draaide zich om onder de massererende stralen van zijn Raindance douchekop. Tien minuten later liep hij, fris gewassen, welgeurend, handdoek om zijn middel, handdoek op zijn hoofd, terug de keuken in, waar het pakje nog ongeopend op de toog lag. Er rammelde iets. Het viel moeilijk te ontkennen. Er zat waarschijnlijk iets in.

Kaartje. Naam, adres, land, e-mailadres. Op de achterkant een handgeschreven tekst.

You kon er de wereld mee rond als you zocht wat you vond. Als you zoek wat you vindt, is the spell voor een kind.” Vrij onbegrijpelijk. Dan: “Use it well. You have three shots. I got it right on the second go. So this is my third pass. I’m passing it on to you.

Dubbeltje. Geen inburgeringslessen voor nodig gehad. Smilbjörn had ze meegemaakt, in zijn beurs, in zijn hand gehad. De guldens, kwartjes en stuivers van voor de era van de Euro. De geweldige vijfjes. Dubbeltje. Wilhelmina. Vooroorlogs, puur zilver. Hij laat het terugvallen in de envelop. Het rammelt in de gecapitonneerde omslag. Hij laat het nog een keer in zijn hand vallen. Weegt het. Minder dan niets. Waarde? Nagenoeg niets. Tenzij… Zoek wat je vindt..


Smilbjörn trekt zijn nette jasje aan en gaat op weg naar het plaatselijke postkantoor. Althans, min of meer plaatselijk, andere kant van het bos. Althans, dat was het plan. Het werd vooralsnog gedwarsboomd, in vrij letterlijke zin van het woord, ofschoon bomen er weinig mee te maken hadden, door drie geuniformeerde dieren die wijdpoots en dwarsvoets op het pad naar de poort stonden, hun gelaatstrekken overschaduwd door kolossale petten. Voor zover Smilbjörn kon zien, stonden ze op stand crisissituatie - de trekken, niet de petten. Die stonden op standje oversized.

(wordt vervolgd...)

                               TERUG               INHOUD            VERDER