|
HOOFDSTUK 5. PLAATSELIJK POSTKANTOOR
“Pziewalski is er niet,” zei de
beambte achter het loket die zo te zien het liefst onder de toonbank was
weggedoken. “Sterker nog, wij hebben momenteel geen enkel Pools postpaard in
dienst, voor zover uit onze personeelsdatabase valt af te leiden. Noch dat enige
medewerker van dergelijke afkomst, mocht daar al sprake van zijn, de
plaatselijke autoriteiten zou hebben ingeschakeld in verband met mogelijke
onregelmatigheden bij bepaalde postbestellingen. Wat dus niet zo is, mocht u
die mening abusievelijk zijn toegedaan.”
“Kom ik niet voor,” zei
Smilbjörn. “Kan me niet schelen.”
“Ah… Nee, juist, in dat geval.
Hoe kan ik u van dienst zijn, geachte klant?”
“Postzegels,” zei Smilbjörn. “Wat
kost een mooie voor Canada? Doe daar maar een stuk of acht van. Plus,
Europa, pakje van 20 als je hebt, priority airmail, en doe ook maar een stuk of
vijf pakjes van 10 stuks voor binnen Nederland. Krijg je van me?”
De klerk was nog druk bezig
Smilbjörns bestellingen van onder de balie op de toonbank te plaatsen. “Moment,”
mompelde hij. “Moment, klein momentje… We doen ons best, onderbemand als we
zijn zoals u wellicht is opgevallen.”
Smilbjörn liet het dubbeltje
dansen in zijn hand. Hij had nog geen idee. Hoogstens een vermoeden. Puur
zilver. Hij dacht dat hij een idee had. Vooroorlogs edelmetaal, dansend in zijn
hand. Hij kon een glimlach niet onderdrukken. Het dubbeltje danste zo
schitterend. En hoe meer hij er mee speelde, des te meer leek hij het,
gaandeweg, te begrijpen. Tegen de tijd dat de postbeambte het totaalbedrag
berekend had en toe was aan de volgende logische vraag – kaart of contant – had
Smilbjörn zijn dubbeltje klaar. Het maakte nog één lichtklaterende omwenteling
in de lucht, toen ving hij het met een superieur lachje op en smakte het gedecideerd
op de toonbank. "Contant,” zei hij. “Klare munt."
`Geachte klant…` stamelde het
dier achter de balie, starend naar het blinkende zilver. `Maar... Maar… daar
hebben wij niet van terug…`
`Dat dacht ik al niet dat je dat
had,` zei Smilbjòrn, zijn hand nog tintelend van het vluchtige gevoel van
onbeperkte mogelijkheden dat hem bij het laatste contact met het muntstuk had
overspoeld. Hij begon het te begrijpen. Hij dacht echt dat hij het begon te
begrijpen.
`Ik heb hier toch eenspaarrekening, niet? Okee, zet het saldo daar maar op
dan."
De klerk draaide het beeldscherm
van een vrij aftandse computer richting klant zodat deze de bijschrijving, minus aankoop aan postzegels, kon
controleren. Smilbjòrn knikte. En slikte. Dit was een kleine spaarrekening - de
grote gasbedragen gingen via een totaal andere bankinstantie. Hier had
hoogstens een paar honderd Euro geparkeerd gestaan. Voor onvoorziene uitgaven.
Nu stond er een bedrag van vijf cijfers, plus een paar achter de komma.
"Meneer..." Smilbjòrn was al op weg naar de uitgang. `U vergeet iets.`
Dubbeltje. Smilbjòrn nam het zwijgend in ontvangst. Het leek een stuk
zwaarder geworden.
(wordt vervolgd...)
TERUG INHOUD VERDER
|
|