HOOFDSTUK 6. EERSTE KANDIDATEN Smilbjörn was diep in gedachten halverwege het bos op de weg terug toen hij ze hoorde aankomen. Hij stapte van het pad en verborg zich achter een boom, eerder instinctief dan met bewuste intentie. Het geluid kwam dichterbij en even later zag hij ze ook – drie muizen die in ganzenpas over het pad aan kwamen marcheren. Ze zongen een lied dat bestond uit één terugkerende, gezamenlijk ten gehore gebrachte regel, gevolgd door een, zo te horen geïmproviseerde solo-bijdrage door afwisselend een van de drie dieren, die op die manier steeds even de tijd kregen om na te denken over hun volgende tekst. Met wisselend succes, vond Smilbjörn. Wat hij hoorde, was dit Tralala, tielomplomplom, muise boppe “Ritme zou strakker kunnen,” zei Smilbjörn, achter zijn boom vandaan stappend. Wat er vervolgens gebeurde ging zo snel in z’n werk dat Smilbjörn het ook achteraf, hoe vaak hij de beelden ook terugspoelde, niet kon volgen. Er klonk een schrille kreet uit de collectieve muizenkelen en daarna… waren ze weg, Het was, men zou haast zeggen muisstil van het ene moment op het andere en er bewoog geen blad, er was geen spoor. “Hm,” zei Smilbjörn hardop, “ik moet toegeven, jullie kunnen je echt heel goed verstoppen. Compliment.” “Is het een poes?” klonk er uit
een donkergroene struik. “Zeg dat het niet waar is.” “Hoofdprijs voor die laatste suggestie,” zei Smilbjörn, die het niet veel kon schelen wat van zijn uiterlijk werd gedacht. “Kom tevoorschijn, vrienden. Beren eten geen muizen. Tenzij het niet anders kan. Maar dan moeten we redelijk wanhopig zijn. Ik heb een voorstel voor jullie.” Drie hoofden doken op uit drie struiken. “Echt?” zei het eerste hoofd. "Want denk erom, wij sijne nog niet eens zo heel erg makkelijk te foppe hoor." Precies, vulde het tweede hoofd aan, "maar een goed voorstel, dan sijne wij een en al oor.” Zeker, viel het derde hoofd in, “daar stane wij alleszins ope voor.” “Goed,” zei Smilbjörn, die al licht begon te twijfelen aan het nut van de operatie. “Praatje maken dan maar?” Even later zaten ze gevieren onder een eikenboom en Smilbjörn sprak zijn eerste kandidaten toe. Hij had nog weinig idee van de beloften die hij kon doen, de toezeggingen waarmee hij potentiële doelgroepen kon interesseren voor... goede vraag. Wat was het aanbod ook weer? Afijn, dit was in elk geval een groep. Kleine groep weliswaar, wellicht niet eens een doelgroep. Maar je moet ergens beginnen. “Okee. Wat zouden julle doen als
jullie onbeperkte fondsen hadden?" De muizen keken elkaar aan. Ze
schudden in volgorde hun hoofd. “Middelen,” zei Smilbjörn. “Onbeperkte
middelen. Wat zou je doen, wat zou je willen?” Dit gaat nog niet makkelijk worden, dacht Smilbjörn. “En overigens rijmde dat daarnet van geen kanten. Speciale reden voor?” "Nou kijk, vroeger ware we
met ze tiene.” “En wat is er met die andere zeven gebeurd?” vroeg Smilbjörn, die op het moment dat het vraagteken in de lucht hing al begreep wat het antwoord was en spijt had van de vraag. De drie muizen zaten met afgewend hoofd voor hem, voorpoten over hun oren geslagen, tong uit hun bek, uitdrukkingen van totale onpasselijkheid op het zichtbare gedeelte van hun snuit. Poese… “Goed dan,” zei Smilbjörn, die een opening leek te zien. “Jullie hebben een probleem, mogen we het zo samenvatten? Wat zouden jullie het liefst hebben om dat probleem op te lossen?" De muizen staken hun hoofden bij elkaar en even was er niets te zien dan een zestal flapperende oren in collectieve staat van kennelijke opwinding. Maar toen de drie snuiten weer individueel zichtbaar waren, straalden ze van oor tot oor. “Handgranate,” zei Nummer Een. “Sorry, jongens," zei Smilbjörn, “maar daar kan ik niet aan meewerken. Ik ben op zoek naar een goed doel. Instappen in de wapenhandel was niet bepaald wat ik in gedachten had.” “Daarmee sijne ook andere opties
van gelijksoortige aard van de baan, kenne we concludere?” “Het spijt me. Ik heb begrip voor de zaak. Maar ik kan er niet in deelnemen." Ik moet iets fout hebben gedaan, overwoog Smilbjörn, de muizen nakijkend die hun weg weer hadden opgenomen over het bospad, aanvankelijk licht mokkend en met hangende schouders. Maar al snel zetten ze hun gezamenlijke gezang weer in. En ze zongen van: Tralala, tielomplomplom, muise marchere Smilbjörn meende nog iets te horen over pek en fere en van snuit tot
staart insmere, maar het gezang stierf al weg in de verte. Dappere baasjes,
welbeschouwd. Hij wou dat hij iets voor ze had kunnen betekenen, maar eenzijdige
wapenleverantie kon nooit de bedoeling zijn. Niet met het ene dubbeltje dat hij
bezat, dat hij één keer mocht uitgeven. Het defintieve goede doel. Smilbjörn
kon voorlopig alleen vaststellen dar hij het nog niet had gevonden. (wordt vervolgd...)
|