HOOFDSTUK 7.  INTERESSE VAN BUITENAF

Die avond werd er aangebeld op Smilsteen, wat ongebruikelijk was. Katinka, het meisje voor halve dagen en hele avonden, aarzelde dan ook in de hal en wierp Smilbjörn, die in de woonkamer aan de oostzijde zat, met het avondblad en zijn gewoonlijke glaasje Laphroigh, een vragende blik toe. Smibjörn knikte en gebaarde met zijn vrije hand naar de voordeur.
Even later kwam Kat de kamer in. "Het is de buurman,” zei ze. “Overkant. Groot huis, twee torentjes? Broekskens. De Bouwbaron? Big Berrie,” voegde ze er fluisterend achter haar hand aan toe. Smilbjörn had van Berrie gehoord. Iedereen had van de Big gehoord. “Is goed, Tinka,” knikte hij. “Laat meneer binnen.”

Big Berrie, over wie vele, merendeels vage en over het algemeen duistere  verhalen de ronde deden, was inderdaad, moest Smilbjörn constateren, groot. Met een, in verhouding tot de rest van zijn voorkomen, opvallend klein hoofd. Maar misschien lag dat ook aan het fel roze trainingspak dat de bouwbig aan had. Het gaf zijn gestalte extra volume, waardoor het gezicht weinig andere mogelijkheden had dan er vrij bescheiden, maar met een opvallend alerte blik in de kleine pretoogjes bovenuit te kijken. "Goedenavond," zei Smilbjörn, "komt u verder, meneer Broekskens." Grootste horde is genomen, dacht hij. De big is door de deur heen. Want daar moest het constructievarken zich nog flink voor bukken.

“Ge zit er knap bij, gebuur. Dat hedde mooi voor mekaar. Bloemkes op de toffel, modern schilderijke aan de muur, gin idee wet ut veurstelt en onze kleine kan het ok, mar toch, nee echt, compliment.” Goedkeurend om zich heen knikkend plofte hij neer in de eerste de beste fauteuil.

 

“Neemt u vooral plaats,” gebaardeSmilbjörn, licht geërgerd. En toen pas zag hij het. De big had maar twee vingers aan zijn rechterhand. “Ha, ge ziet het?” lachte de bouwbaron. “Vier bierkes voor de bijbeuners, hè? Kadooke van de concurrensie. Bombriefke. Sindsdien mag diejen oostblokker zun postpakskes bij men zelf openmaken. Wet ken er gebeuren mee het hobbelpaard? Deuk in zun hoefke?"

"Nee.. ja juist," mompelde Smilbjörn. "Wat mag ik u aanbieden, buurman? Glaasje whiskey?”
“Onze pa het die hut hier nog verbouwd, wiste det? Pilske graag. Fleske, gin glas.”
“Katinka? Biertje voor meneer? En doe mij ook nog maar een drupje.”
Gastheer en gast namen elkaar zwijgend op terwijl de drankjes werden gebracht.
“Proost,” zei Big Berrie tenslotte.
“Skol,” zei Smilbjörn.
“Vindet goed as ik gelijk mee de deur in huis val, buurman? Het schijnt dat gij vandaag een interessaant pakske ontvangen het.”
“Ja,” zei Smilbjörn, “daar is de politie ook naar komen informeren.” Als hij al had gedacht dat een terloopse opmerking over de autoriteiten enige indruk zou maken, wat hij waarschijnlijk niet deed, dan kon hij nu onmiddellijk terug naar de tekentafel.

“Plisie?”grinnikte Berrie. “Gij bedoelt inspecteurke Snorremans en het komisch duo? Phfff… Ge geeft die mannekes een paar nieuwe uniformkes en ge het weer een jaar of drie geen kind meer aan die baaskes.” Smilbjörn had van shirtsponsors gehoord, maar dit was nieuw voor hem.
“Hedde ze nie van achteren gezien? Nooit gin herrie, en dan daaronder, mee Big Berrie. Gele letterkes. Tsja, eigenlijk is het, voluit, Bouwe mee Big Berrie, veul bouwsel, weinig herrie, maar het zijn vrij klein jaskes. Ge moet ook kijke wat er op zo’n pakske past.”
“U sponsort de plaatselijke politie?’
“Zeg mar gij, vinde nie? Biggen en beren, des slecht voevwajere, zeg ik altij. Sponseren, zegde? Ach, ge moet het zo zien, ik doe wet voor hunnie, zullie doen wet voor men. Mar zullen we het efkes over det aandere pakske hebben, buurman? As ge het nie erg vindt?"
“Zat niks in,” zei Smilbjörn, zonder al te veel overtuiging.
“Det hedde de pliesie verteld, ja. Maar die hadden om mee te beginne al gin idee. Die horen iets van rammelen, dan wordt det al snel tikken en dan hedde de poppekes gelijk aan het daansen. Vals alarm, natuurlijk. Ik zeg, prima. Lot ze mar vuurkes blussen wor het nie braandt, zegge ze bij ons in het Brabantse laand. Mar men kunde niks wijsmaken, Smil. Wie denkte det hier dat boereschuurke van een postkantoorke financiert?”

“Juist…” dacht Smilbjörn. Maar zijn gast ging al weer verder.

“Mag ik vast één ding adviseren, jong? Gift nooit niks weg. Ge moet de mensen nooit niks vur niks geven. Snappe ze nie. Raken ze mar van in de war. Plus, het gift herrie mee de concurrensie. Wè denkte det er gebeurt as ik merregu de metselaar tien keer zoveul ga betalen? Dan stoat overmerregu Cas de Klusser bij men op de stoep om eens vriendelijk doch dringend te informeren wet ik wel denk det ik aan het doen ben. Denkte det zelf ok nie?”
“Ik heb weinig verstand van zaken," zei Smilbjörn.
“Kik,” wees Berrie. “En ik nou net wél. Wek zegge wil, Smil, des gin verkeerd dubbeltje wet ge daar het. Mee verstaand investeren, zuk zeggen. Snapte? Daarom dacht ik dus van, kom, ik ga eens efkes buurten bij det beerke. Bietje kletsen kan nooit kwaad en kost gin geld, zeg ik altij mar."

Geld, dacht Smilbjörn.. Natuurlijk had hij aangenomen dat het om geld ging. Muntstuk, tenslotte. Op het postkantoor kwam er onmiddellijk een bedrag van vijf cijfers uit de computer. Maar dat was dan ook een transactie geweest. Allicht werd daar met geld gereageerd. Maar neem nu eens aan dat niet om geld gaat. Zoek wat je vindt… Als er iets was waar Smilbjörn niet naar op zoek was, niet nodig had, was het wel geld. Hij had geld genoeg. En dat wist Grinsbjörn ook. Die ontving maandelijks aanzienlijke bedragen aan Scandinavisch gastegoed.

“Het gaat niet om geld,” zei Smilbjörn hardop.
“Het gaat altijd om geld,” grinnikte Berrie. "Hedde nog een pilske voor me?"
“Zoek wat je vindt...”
“Wet bedoelde? Is het hier zelf
bediening dan? Smil, ge zijt me efkes kwijt. Vindet erg as ik het zeg?”
“Ik heb even tijd voor mezelf nodig, meneer Broekskens. Vindt u het erg als ik dat zeg?”
“Hm. Nou ja... allah. Vooruit dan mar," bromde Berrie, die het niet gewend ws de deur gewezen te worden, maar de situatie wel kon herkennen als die zich voordeed.
 "Belde as ge me nodig het?”
“Ik dank u voor uw bezoek," zei Smilbjörn. "Dat meen ik echt."

“Buur,” zei Berrie, “ge zijt een plakkaat.” De twee schudden elkaar de hand bij de voordeur.

“Smil,” zei Berrie.
“Big Berrie,” zei Smilbjörn.

Ze keken elkaar in de ogen. Alletwee, zonder precies te begrijpen wat het was, zagen ze iets.
En het beviel ze wel, wat ze daar zagen.

(wordt vervolgd...)

                               TERUG               INHOUD            VERDER